Nostalgie, romantiek of eigenheid

Op zoek naar de identiteit van een tuindorp.

door: Martin Liebregts en Sandra Arts

Kwetsbare schoonheid

De geschiedenis van een tuindorp is er een van liefde en haat. Voortdurend wisselde de maatschappelijke waardering van dit fenomeen. Bij de opkomst van het tuindorp als fabrieksdorp, mijnwerkerskolonie, of woonwijk was het een antwoord op de beroerde woonsituatie in de steden. Het idee van een tuindorp werd omringd met de nieuwe, gelukkige mens, die in de vereniging van twee kwaliteiten – die van de stad en het groen/de tuin – zich in alle rust kon ontwikkelen. Vervolgens heeft de moderne stedenbouw deze wijken en buurten als ouderwets gekwalificeerd. In de jaren zeventig hing boven al deze wijken de sloophamer. Bijna niemand zag de kwaliteit, behalve de bewoners zelf. De buurten werden rond negentientachtig massaal gerenoveerd, zonder gevoel en liefde. Achteraf is er sprake van verminkingen, die destijds zijn aangebracht. Zonder begrip voor detail en schoonheid is de renovatie uitgevoerd. Nu, vijfentwintig tot dertig jaar later, worden we geconfronteerd met deze littekens en staan we opnieuw voor de vraag, wat gaan we ermee doen. Als we door onze oogharen kijken, zien we de schoonheid van het oorspronkelijke vakmensschap.

Kenmerken, tussen karakter en identiteit

Bij het bepalen van het karakter van een buurt of wijk gaat het vooral om de fysieke, ruimtelijke kenmerken. Dat bepaalt niet alleen de waarde en betekenis van een buurt of wijk. Juist de ligging in het totaal, zowel fysiek als maatschappelijk, verleent de wijk zijn identiteit. De wijk krijgt dan zijn positie tegen de achtergrond van kerktorens, fabrieksgebouwen, omringende natuur en de geschiedenis van het wonen.
Dus aan de ene kant is het zinvol de kenmerken van een tuindorp te analyseren en te duiden (zie kader). Dan wordt het eigen intrinsieke karakter zichtbaar en verduidelijkt. Maar om de betekenis van een tuindorp te begrijpen, is meer nodig. De geschiedenis van de buurt en wijk in het grote geheel zal beschouwd moeten worden. De wortels van het tuindorp in de omgeving laten de verhalen over het wonen voelen en leesbaar maken. De beelden van het tuindorp vormen dan een essentieel onderdeel. Dat is geen romantiek of nostalgie, maar de eigenheid van de waarde van een tuindorp in één samenleving. Dat nu is de cultuurhistorische waarde van een tuindorp. Zij vertelt het verhaal van de volkshuisvesting en van de recente geschiedenis van het wonen.

De context en de eigenheid

Het begint met kleine verhalen, waarin bewoners uitdrukken wat de woongeschiedenis was, wat de huidige kwaliteit is en wat de verwachtingen zijn. In de loop van het bestaan van een tuindorp zijn de verhalen steeds gewijzigd. Ook de verhalen van stads- of dorpsgenoten veranderen in de tijd. De veelheid aan deze verhalen geeft een tuindorp betekenis in zijn omgeving en voor de bewoners. En dan gaat het niet alleen om de ‘zeven kenmerken’. In die zin zijn ‘context en eigenheid’ onlosmakelijk met elkaar verbonden.
Als toeschouwer kennen we allemaal deze ervaring. Op vakantie bezoeken we ‘oudere’ steden en juist de combinatie van ‘oude’ gebouwen en verhalen geeft betekenis aan het beeld dat we zien. Dit vormt de kwaliteit ten aanzien van ons gevoel.
Maar tegelijkertijd krijgt de beeldtaal ook zijn eigen specifieke invulling. Niet de algemene kenmerken bepalen de ervaring, maar de concrete invulling. De gebogen straat biedt een constant veranderend perspectief en nodigt uit tot verder onderzoek. Het intieme pleintje geeft ons het gevoel van geborgenheid. Zeker als het een groen, open karakter heeft, vrij van auto’s. De groene of stenen erfafscheidingen met daarachter de grote tuinen maken ons nieuwsgierig. En dan moeten de imposante bomen, die zeventig of honderd jaar oud zijn, niet vergeten worden. Alleen al hun aanwezigheid is van onschatbare kwaliteit. Dus niet de strakke lijnen, maar de geschiedenis van het verleden bepaalt de kwaliteit. Dit is niet te verzinnen, dit gebeurt.
En nu de huidige benadering, die zich richt op maakbaarheid, controleerbaarheid en techniek. Zij gaat voorbij aan het specifieke, bijzondere dat uiteindelijk de kwaliteit bepaalt. Meten heeft het weten vervangen.

De aanpasbaarheid

Een tuindorp heeft alleen toekomst als het gebruik er een plaats kan krijgen, nu en op termijn. Op diverse niveaus vraagt dit om aanpassingen: de woonomgeving, de woningplattegrond en de technische kwaliteit. Op stedenbouwkundig niveau speelt de auto een dominante rol. Juist de achterterreinen met de diepe percelen bieden bijzondere mogelijkheden. Hierdoor is parkeren op eigen terrein zeer goed mogelijk. De straat behoort dan weer aan de bewoners met beperkt blik. De straat is dan weer helder te zoneren.
Veelal bieden de bestaande casco’s meer mogelijkheden dan tot nu toe gedacht is. Vaak betekent dat in eerste instantie verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit, die bij renovatie rond 1980 geen of onvoldoende aandacht heeft gehad. Indien het noodzakelijk en wenselijk is, kunnen de woningen vergroot worden door aan-, bij- en opbouwen. Er is stedenbouwkundig hiervoor vaak ruimte genoeg.
Tot slot laat de techniek vaak voldoende ruimte over om de kwaliteitstoevoegingen (bouwfysisch) een plaats te geven. De kracht van de stapelbouw is, dat er technische mogelijkheden zijn om aan te passen.

De toekomst

De dagelijkse gang van zaken wordt teveel gedomineerd door de waan van de dag of de actualiteit. Vaak is dit een dimensionele benadering. Al twee keer heeft deze benadering de toekomst van tuindorpen bedreigd in de jaren zeventig en aan het begin van deze eeuw. De sloophamer heeft dus al vaak boven de tuindorpen gezwaaid. Elke keer heeft de maatschappelijke beroering de ommekeer teweeggebracht. Deze gang van zaken is illustratief voor de wijze waarop we als maatschappij met de bestaande (woning-)voorraad omgaan. Als je de waarden niet kent, kun je er ook niet zorgvuldig mee omgaan.
De les voor de toekomst is dat we zorgvuldiger en zonder vooroordeel de kwaliteit van het bestaande onderzoeken. De vooringenomenheid loslaten dat wat nieuw is beter en waardevoller is. Laten we in de toekomst de ruimte geven in de tijd om tot de juiste benadering te komen. Een essentiële voorwaarde is dat de grootschalige ruimtelijke ingrepen achterwege gelaten worden. Laten we bij gebiedsontwikkeling opereren als een chirurg.

Bronnen
•  Philipsdorp te Eindhoven, ‘Wikken en wegen in waardevolle wijken: de methode in de praktijk’, R. Geurtsen en A. Hereijgers, februari 2004
•  ‘De droom van Howard, verleden en toekomst van tuindorpen’, F. Smit e.a., 1990
•  ‘Wonen in traditie: tijdsbeelden van een mijnwerkerskolonie’, redactie BouwhulpGroep B.V. e.a., 2005
•  ‘Tuinsteden, tussen utopie en realiteit’, H.J. Korthals Altes, Toth, Bussum, 2004
•  ‘De cultuur van het wonen’, Reflectie, een periodiek van de BouwhulpGroep, 2003
•  ‘Laurentiusplein Voerendaal ontwikkeling door de tijd’, Sandra Arts en Haico van Nunen, Renovatie 1, 2006
•  ‘Voetafdrukken van de samenleving’, Martin Liebregts en Sandra Arts, verschijnt in 2010
•  ‘Philips’ Woningbouw 1900-1990’, Ad Otten in samenwerking met Elisabeth Klijn, 1991.