De zestiger jaren wijk(4): winkelcentra als herhalend beeld

Door Martin Liebregts
Foto’s: Roel Simons

Het zijn de eerste winkelcentra die direct al ruimte boden aan de opkomende zelfbedieningsmarkt, door de flexibiliteit en de mogelijkheden om zich aan te passen aan de veranderende omstandigheden. In de loop der jaren zijn de bakker, slager en groenteboer verdwenen en zijn er meerdere supermarkten voor in de plaats gekomen. Het ideale eiland met de dagelijkse voorzieningen heeft een andere context gekregen. De wereld is in de afgelopen vijftig jaar structureel veranderd. De kunst is nu om de winkelcentra uit het verleden met het herhalend beeld als eiland van voorzieningen een nieuwe plaats te geven in de woonwijk van de toekomst. Alleen de woningen aanpakken biedt geen antwoord op het gewenst beeld dat toekomstwaarde heeft.


Van winkelstrip naar winkeleiland

Eind jaren vijftig, begin jaren zestig bestond een woningvoorziening nog uit strips (straatwand), te midden van de woningbebouwing, waarboven door de eigenaar van de winkel werd gewoond. De winkelstrip vormde een onderdeel van het straatbeeld, ofwel de openbaarheid. De winkels lagen in de omgeving van de scholen, de kerk en het buurthuis. In de jaren zestig was de kerk niet meer vanzelfsprekend, maar de scholen en het buurthuis bleven wel. Echter de strip werd vervangen door een zogenaamd winkeleiland: een zelfstandig gebied, afgezonderd van de wijk en voorzien van ruime parkeervoorzieningen. In sommige gevallen werd een dergelijk centrum gecombineerd met een hoge flat (tevens markering). Het gemiddeld aantal winkels per winkelcentrum is structureel afgenomen. Bestond de winkelvoorziening in de wijken/buurten anno 1960 nog uit dertig winkels, veelal voor de dagelijkse benodigdheden. Nu, in 2011, beschikken de winkelcentra uit de jaren zestig nog over zo’n tien tot vijftien winkels/voorzieningen, waarbij de gemiddelde wijk bestaat uit ca. 5 duizend inwoners. De betekenis en de structuur van het eiland met voorzieningen, bestaande uit winkels, scholen, buurthuis en kerk, zijn totaal veranderd. De kerk is in vele gevallen verdwenen. Het buurthuis is er niet meer voor de buurt en de scholen worden steeds kleiner, of zijn gesloopt en vervangen door een SPIL.
De vroege anticipatie op het toenemende autogebruik en de behoefte aan parkeerruimte zijn in het verleden goed beoordeeld. Het betekent dat de wijken zowel bij de voorzieningen als rond de woningen over voldoende parkeerruimte beschikken.
Het zal duidelijk zijn dat een herbezinning op deze centrale ruimte in buurten en wijken noodzakelijk is. Het zal niet mogelijk en zinvol zijn om dit allemaal om te vormen tot landmarks met nieuwe, eigentijdse voorzieningen. De schaalvergroting in het aanbod, in combinatie met de afname van de bevolking raadt een dergelijke benadering af.

Tussen landmark en experimenteerruimte

Er zijn winkelcentra die zich lenen voor herontwikkeling tot centra, ondersteund door landmarks: nieuwe centra voor de komende vijfenveertig tot vijftig jaar. Andere centra zullen voor langere of kortere termijn transitiegebieden gaan worden (een overgang tussen de oude en nieuwe tijden). Juist in dat geval ontstaat er ruimte voor allerlei (ver-)nieuwe(nde) activiteiten. Nieuwe functies kunnen dan een plek krijgen tegen relatief lage kosten. Laten we ook deze mogelijkheid koesteren.


Nieuwe beelden, nieuwe oriëntaties

Bijna alle winkelcentra uit de jaren zestig zijn het afgelopen decennium grondig gerenoveerd, of staan op de agenda. Bij de meeste aanpakken gaat de transformatie gepaard met het realiseren van nieuwe winkelvoorzieningen, in combinatie met appartementen (in hoogbouw). Misschien is een structurele heroverweging hier op zijn plaats. Oorspronkelijk vormden de centra het middelpunt van een buurt of wijk met ca. 8 duizend inwoners, met scholen, kerk en buurthuis. Echter anno 2011 zijn dat niet meer dan herkenbare plekken. Het inwonertal van het betreffende gebied is teruggelopen tot ca. 5 duizend inwoners, terwijl de voorzieningen een steeds groter schaalniveau vragen.
Als verwijzing naar het verleden is het aardig om er een accent aan te geven. Maar als we ons oriënteren op de toekomst, zal er gezocht moeten worden naar andere structurerende elementen als beelddragers voor de 21ste eeuw. Niet het eiland maar de verbindingsroutes verdienen dan misschien extra aandacht (de assen van de wijken als beginpunten van verdichting).


Op zoek naar verbeelding

De stad en de woonomgeving zijn al sinds mensenheugenis onderwerpen van verbeelding geweest. In het verleden is altijd van eenvoudige structuren gebruik gemaakt, of het nu een grid was of de organisch gegroeide structuur. Alleen in de tweede helft van de vorige eeuw is de stad en de woonwijk tot een abstract kunstwerk verworden op basis van zeer strenge uitgangspunten. Ze hebben licht, lucht en ruimte opgeleverd. Bij de herbezinning moeten we er leven aan toevoegen. De slogan wordt dan ‘LICHT, LUCHT, RUIMTE EN LEVEN’. En dat begint met het doorbreken van fictieve eilanden.


Bronnen
(1) ‘De zestiger jaren wijk: de fysieke omgeving van twee droombeelden’, Martin Liebregts, Sandra Arts en Roel Simons, kennisbank Bestaandewoningbouw.nl, 4 april 2011
(2) De huidige buurt-/winkelcentra met ca. 5 duizend inwoners als achterland bestaat uit ca. dertien winkels, variërend van 7 tot 31:
(1) 1 à 2 Supermarkten (gem. 1,5)
(2) 1 Bloemenzaak (gem. 0,8)
(3) 1 Kledingzaak (gem. 1,0)
(4) 1 Kapperszaak (gem. 1,3)
(5) 1 Drogisterij (gem. 0,8)
(6) 1 Fastfood (gem. 1,2)
(7) 1 à 2 Zaken voor dagelijks voedsel (brood, vlees, groente, vis) (gem. 1,7)
(8) 1 Chinees (gem. 0,8)
(9) 3 à 4 Diverse zaken (o.a. boekwinkel, apotheek, slijterij).
Deze gegevens zijn gebaseerd op de zes winkelcentra uit de wijk Woensel, die gebouwd zijn in de jaren zestig van de vorige eeuw en nu ca. vijfenveertig jaar oud zijn en geleidelijk grondig vernieuwd zijn of worden.
(3) Bijvoorbeeld het winkelcentrum in de wijk Genderdal in Eindhoven, dat rond 1959 gebouwd is, bestond uit winkelstrips met erboven woningen (maisonnettes) (Brücknerplein, Schubertlaan, Bellinistraat, Donizettilaan). Verdeeld over vier straten, ofwel strips, waren dit ongeveer dertig winkels, die zorgden voor een buurt met ca. 7 à 8 duizend inwoners en ca. 2000 woningen (Genderdal en een groot deel van Blaarthem). Nu voorzien de winkels nog in de behoefte van het Genderdal, met zo’n kleine 3 duizend inwoners, en is het assortiment beperkt.