de jaren zestig wijk (5): de stempels als stedenbouwkundige ordening

Door Martin Liebregts
Foto’s: Roel Simons

In de jaren zestig wijken probeerde men een scheiding aan te brengen tussen het doorgaande autoverkeer en het wonen. Binnen de wijk-/buurtuitvalswegen werden zich herhalende stedenbouwkundige eenheden, zogenaamde stempels, aangebracht, met woonstraten en veelal met gebruik van meerdere woongebouwtypen. Al het doorgaande verkeer wordt buiten de buurt om geleid, waardoor een rustig woongebied wordt gerealiseerd, met een zo groot mogelijke veiligheid voor de jeugd. Elke buurt of wijk wordt gekenmerkt door zijn eigen specifieke stempels. Maar voor bijna alle stempels geldt, dat er woonstraten en/of woonerven gerealiseerd worden, die vrij blijven van (doorgaand) gemotoriseerd verkeer.
Alle wijken kennen een grote, gemeenschappelijke groenzone.

Kinderen vervangen door auto’s

Dergelijke wijken zijn bedacht en gerealiseerd toen de autodichtheid nog heel gering was in Nederland in 1965: 0,3 auto per woning. In deze wijken lag het autobezit nog een flink stuk lager. De gemiddelde woningbezetting bedroeg in 1965 voor heel Nederland 3,73. In deze wijken, die toch voor een groot deel bestemd worden voor gezinnen, zal het iets hoger gelegen hebben (ca. 4). Nu, ruim vijfenveertig jaar later is het autobezit opgelopen tot bijna 1 auto per woning en is de woningbezetting gehalveerd en bedraagt voor deze wijken 2,1. Met andere woorden, de kinderen zijn grotendeels verdwenen (~72 procent is een- of tweepersoonshuishouden) en de auto is er massaal voor in de plaats gekomen (1). De wereld is dus bijna volledig omgedraaid.


Voetafdrukken van een maatschappijvisie als een thematische visie

In de afgelopen eeuw zijn toegepaste verkavelingstypologieën en de erbij behorende architectuur altijd een uitdrukking van een visie op de maatschappij geweest, die ondersteund werd met een overkoepelend thema. Het tuindorp van begin van de vorige eeuw moest suggereren dat, het leven dicht bij de natuur in combinatie met een ogenschijnlijk organische vorm, de negatieve effecten van de industrialisatie teniet moesten doen. Het verleden vormde de leidraad met enige vorm van nostalgie. Nu bijna honderd jaar later worden de buurten en wijken nog steeds gewaardeerd.
Vooral in de naoorlogse periode heeft de moderniteit de boventoon gevoerd. Niet terugkijken, maar vooruitkijken met gelijke kansen voor iedereen en met de visie dat de ‘betere’ maatschappij maakbaar was. Licht, lucht en ruimte voerden de boventoon. De scheiding van functies, de grote mate van gemeenschappelijkheid en het herhalend patroon van verkeersluwe gebieden werden vertaald in uiteenlopende stempels. Zij vervingen de traditionele bouwblokken en vormden de basis voor de stedenbouwkundige ordening. De organische ordening van het tuindorp werd vervangen door de abstracte herhaling van de stempel, die ervoor moest zorgen dat het stille geluk van het wonen voor eenieder dagelijks bereikbaar was. Ondanks het feit dat deze wijken kindvriendelijk waren door scheiding van functies, ontbrak het aan intimiteit door de grootschalige herhaling. In de daaropvolgende periode werd er teruggegrepen op de kronkelige, organische structuur wat tot uitdrukking kwam in de woonerven en de bloemkoolwijken.
En nog steeds voeren die thema’s de boventoon bij de stedenbouwkundige en architectonische ordening. De afgelopen twintig jaar is de dertiger jaren wijk het ideaal. In dit verhaal vormen de zestiger jaren wijken geen uitzondering en is het zinvol het ‘oude’ thema opnieuw te positioneren, alleen dan wordt optimaal gebruik gemaakt van de eigenheid.

 

De stempel als sociale ordening

In het verleden, en ook nu nog, is de stedenbouw de vertaling van de sociale orde, die opgesloten ligt in de diverse categorieën woningen van goedkoop en duur, zowel in de huur als in de koop.
De zestiger jaren wijken zijn ontstaan in een maatschappelijke context, waarbij de inkomensverschillen nog beperkt waren. Pas in die periode ontstond er enige financiële ruimte en wonen was voor iedereen schaars. De wijken worden gekenmerkt door een grote gelijkheid in (woon- en bouwtechnische) kwaliteit en eigendom. Circa 70% van deze wijken bestaan uit huurwoningen, terwijl dit in de wijken na 1990 tot beneden de 25% daalt. De combinatie van geboden kwaliteit, eenzijdige eigendomsvorm en de grootschaligheid verplicht ons tot enige herbezinning om kleine correcties aan te brengen en nieuwe ontwikkelingsruimte aan te brengen. Het risico is groot, dat bij het achterwege laten van correcties deze wijken een sterk eenzijdige sociale stempel krijgen.

 

De nieuwe kansen

De nieuwe kansen zijn erin gelegen om ruimte voor verschillen te laten ontstaan, waarbij gepoogd wordt om het oorspronkelijk stedenbouwkundig concept opnieuw te actualiseren. Algemeenheden zijn hier niet de oplossing of het moet zijn de uitspraak ‘EENHEID IN VERSCHEIDENHEID’. Een begrip dat zo oud is als er gemeenschappen zijn die zich blijvend ergens .
De stempel zal opnieuw beschouwd moeten worden en afgezet tegen de huidige eisen en mogelijkheden voor de maatschappij. Dat betekent bijvoorbeeld dat gemeenschappelijkheid hierin geen vanzelfsprekendheid is, maar bewuste eigenaren vereist. De ruimte is veelal aanwezig. Laten we de ruimte in eerste instantie benutten om de eigen kwaliteit van de zestiger jaren te versterken.

Bronnen
(1) De gegevens zijn ontleend aan zeven jaren zestig wijken in Eindhoven, ca. 20 duizend woningen(2010), het aantal auto’s per woning bedrgaat anno 2009 0,9.
(2) P. Beekman, pag. 336, Mensfort
 Voor het parkeren rekende men op één auto op acht arbeiderswoningen en één auto op drie middenstandswoningen. Parkeerplaatsen zijn in de vormgeving van het plan opgenomen (ca. 90 procent van de woningen was bestemd voor arbeiders en ouderen). Dat betekende 0,15 à 0,2 auto per woning
(3) Themawijk ‘Wonen op een verzonnen plek’, Sabine Meier en Arnold Reijndorp, Bussum, 2010