Auteur: Martin Liebregts
Buurt of wijk
Als het om het groen in relatie tot een wijk gaat, is het van belang te weten wat de omvang van het gebied is. De begrippen buurt, wijk en stadsdeel lopen nog al eens in elkaar over (1). Een buurt heeft gemiddeld duizend woningen en bij een wijk ligt het in de orde van grootte van 5 duizend woningen. Of het nu buurt of wijk heet, het gaat dus om een gebied van circa 2 à 3 duizend woningen, die be-schikken over een winkelvoorziening, scholen, park(je) en overige wijk-/buurtvoorzieningen (zoals tot in de jaren zeventig van de vorige eeuw een kerk).
De grootte en het karakter van het park in de buurt
In de wijkopzet van de jaren zestig beschikt een wijk of een buurt over een park, waarvan de grootte mede bepaald wordt door het aantal woningen dat erop betrokken is. Bij een buurt van circa 25 honderd woningen heeft een dergelijk park de omvang van 4 ha. Aansluitend op deze groenzone worden scholen en andere wijkvoorzieningen gegroepeerd. De schaal waarop de wijkontwikkeling in het verle-den heeft plaatsgevonden, bepaalt vaak de maat van het park. Hoe kleiner de afzonderlijke wijken, des temeer krijgt het groen een versnipperd karakter. Grote parken van ca. 6 ha vereisen een groot gebied met gauw al zo’n 4 à 5 duizend woningen.
Het karakter van deze parken kan sterk verschillen. Twee verschillende oplossingen zijn hierbij te onder-scheiden:
- Een naar buiten gericht park, die openstaat naar de wijk en die deels eventueel omgeven wordt door wegen. Een dergelijk park vormt bijna het beeldmerk van de buurt (zie Kanaleneiland, Mensfort, Ge-nerale buurt);
- Een naar binnen gericht park, afgezonderd van het verkeer en de openbaarheid (Vaartbroek en An-gelslo). Dit park verbergt zich voor de bezoeker en versterkt niet de ruimtelijke ervaring van de omge-ving. Het is bij wijze van spreken volledig bedacht vanuit het idee van functiescheiding en bijbeho-rende veiligheidsopvatting.
Het zal een kunst zijn om de ruimtelijke ervaring vanuit de omgeving te combineren met de gebruiks-mogelijkheden van het park. Juist in deze tijd wordt veiligheid niet zozeer bedreigd door de auto, maar het ontbreken van sociale, openbare controle.
De ‘lege’ ruimte
Ondanks de toename van het autogebruik blijven de buurten en wijken toch een ‘leeg’ beeld oproe-pen. Deels wordt dit veroorzaakt door de afname van het aantal bewoners (ongeveer halvering) en de vervanging van gezinnen door een- en tweepersoonshuishoudens. Bijna niemand is overdag aanwezig. Het is stil geworden. Met andere woorden, gebruikers van het verleden – moeders en kinderen – zijn verdwenen. En de auto’s, die ’s avonds de omgeving in beslag nemen, veranderen niets aan dit beeld.
Het wordt dus belangrijk vanuit het nieuwe gebruik te kijken naar de beschikbare fysieke ruimte en te onderzoeken hoe dit beter benut kan worden. Het beter benutten begint met de (her)waardering van het aanwezige groencasco. In dat opzicht zijn het imponerende wijken met bomen van vijftig tot zestig jaar oud.