Van leegstand naar tussenstand

Door: Dagmar Ebbeling

Het is al een tijdje helemaal in. Wonen in oude leegstaande kantoor- en fabriekspanden, die zijn leeggehaald en industrieel zijn opgeknapt. Prachtige lofts verrijzen. Daar waar eerst noeste arbeid werd verricht, is het nu goed toeven. Het zijn vaak hippe plekken geworden, artistieke en culturele broedplaatsen, een vorm van samenleven.

2015-05-19_artikel-1_kantoren_plaatje1

Lees verder

Littekens in het straatbeeld

De stad is steeds in beweging. Verschuivingen van alle formaten zijn te vinden in het straatbeeld. Soms is de verschuiving al lang geleden, zo lang geleden dat wat rest slechts een eerste gevoel is van een wat vreemde bocht in de weg, of een abrupte overgang van stijlen van de gebouwen langs de straat. Maar de recente veranderingen zijn goed af te lezen.

BouwhulpGroep Art05 afb2

Lees verder

De Angels van de wijkaanpak

Door: Anita van Hezik

Pien en An in de Vogeltjesbuurt, de Angels in Drents Dorp, de caravan van GAME in de Driften.
Zomaar wat voorbeelden van acteurs, architecten of anderen, niet verbonden aan de corporatie of gemeente, die worden ingezet om bewonerwensen boven tafel te krijgen. Deze nieuwe, creatieve manier van participatie op het moment dat een wijk grootschalig wordt opgeknapt, komt steeds vaker voorbij.

Oude participatie

Creatieve initiatieven zijn nodig, omdat de traditionele manier van bewonersparticipatie (vergaderen, planpresentatie en ‘we nemen de opmerkingen mee’) niet meer werkt. En misschien wel nooit heeft gewerkt. Zelfs bij de stadsvernieuwing in de jaren 80 kwamen weliswaar sterke bewonersgroepen op voor de belangen van de wijk, maar de vraag was wel of dat de belangen van álle wijkbewoners waren. De betrokkenen waren vooral grijze, blanke mannen en een enkele vrouw van wie de kinderen de deur uit waren. Ik heb groot respect voor hun jarenlange inzet en de vrije tijd die ze opofferden aan ingewikkelde vergaderingen en slepende processen. Helaas zag ik de jongeren, jonge gezinnen, allochtonen en studenten, die ook in de wijk woonden, zelden op de bewonersbijeenkomsten.
En anno 2014 bestaat de gemiddelde bewonersorganisaties nog steeds uit met name autochtone mannen.

 

Lees verder

De A2-stad

Door Martin Liebregts

Het economisch hart van Nederland beweegt van noord naar zuid en wordt gedragen door de Rijksweg A2 vanaf Amsterdam tot het zuidoosten van Brabant. Op dit moment vormt het de belangrijkste as in Nederland waarlangs de activiteiten zich in een rap tempo uitbreiden. Het is ook deze as waar de waardeontwikkeling van de woningen zich het snelst doet of heeft doen gelden. Aan de randen van Nederland, ver afgelegen van deze as, doet zich krimp voor, evenals in delen van Zuid-Holland. Het zijn gebieden waar de economische veranderingen en de eraan gekoppelde demografische ontwikkelingen grote invloed hebben op de woningmarkt en dus ook op de aanpak van de bestaande woningvoorraad. Grofweg bestaan er drie soorten regiomarkten:
De groeigebieden, met de A2-stad als as van Nederland, met een sterke economische groei en kansen voor extra waardeontwikkeling;
De stationaire gebieden, waar zich meer een stabiele situatie voordoet, waaronder een deel van de Randstad valt. Juist in deze gebieden liggen kansen voor het realiseren van meer differentiatie;
De krimpgebieden, waar herbezinning nodig is op de benutting van de eigenheid.

De A2-stad als hart van Nederland, met zijn 2,5 à 3 miljoen inwoners en 1,2 à 1,3 miljoen woningen, heeft een sterk naoorlogs karakter. Het is een relatief jong gebied, dat de sporen van de moderniteit met zich meedraagt en ermee gepaard gaande uniformiteit. Het is juist deze zone die extra kwaliteitsaanpassingen van de bestaande woningvoorraad vraagt. Een kwaliteitssprong is hier vereist om het hoogwaardig potentieel aan arbeidskrachten een passende huisvesting te bieden.

Als je zo naar Nederland kijkt, dan zijn niet de problemen de leidraad voor de aanpassing van de bestaande woningvoorraad, maar de kansen. En die kansen en mogelijkheden verschillen sterk per gebied en dus ook de oplossingen.
Tot nu toe domineerde in Nederland nog te veel de discussie die zich in de Randstad afspeelde en zich het laatste decennium manifesteerde als een sociaaleconomisch vraagstuk, met extra belangstelling voor culturele integratie. In deze benadering bestaat de Randstad niet meer en valt uiteen in drie typen ontwikkelingsgebieden, die allemaal sterk van elkaar verschillen.

De stempel als maat der dingen

Door Martin Liebregts en Sandra Arts

Een beetje als een scheldwoord voor het zich herhalende stedenbouwkundige element is het woord stempel ooit in het vakjargon terecht gekomen. De moderne stedenbouw tussen 1945 en 1970 wordt er sterk door gekenmerkt. In principe is een (gesloten) bouwblok, als het zich herhaalt (in maat), ook een stempel. Allerlei combinaties tussen gebouwtypen en buitenruimten (hofjes e.d.) werden ermee gerealiseerd. Nu deze wijken op de agenda staan om op woning-, stempel- of buurtniveau aangepakt te worden, doet zich de vraag voor wat de gebruikswaarde van de verschillende voorkomende stempels is. Uiteindelijk is dat de maatstaf voor alle dingen. Zeker als het om gebruikswaarde op langere termijn gaat. Aan dit criterium onderwerpt zich ook de cultuurhistorische waarde als het om grotere eenheden gaat. Uiteindelijk zal iets door gebruikers gewaardeerd moeten worden.
Bij de beoordeling van de naoorlogse woningbouw domineren nog vaak de vooroordelen. Het kent voor- en tegenstanders ofwel bewonderaars en mensen die er gewoon niet van houden, zoals dat ook ten aanzien van de architectuur geldt. In veel gevallen ontbreekt het aan systematisch onderzoek naar de eigenwaarde van de ‘vroegere’ concepten, in het licht van nu en de toekomst. Tenslotte moeten de feiten spreken als je de toekomstwaarde wilt bepalen.
Maar hoe onderzoeken we dit nu systematisch? In dit artikel wordt door het beschouwen van enkele exemplaren een poging gedaan iets over de praktijk te vertellen. Het is in dit stadium vooral verhalen over observaties.

Lees verder

Het gebouw en zijn duizend vaders

Het verhaal van het nieuwbouwproject ‘De Heren van Ambacht’ in Vlaardingen

 

door Martin Liebregts en Sandra Arts

Plannen maken en bouwen is vaak hollen of stilstaan. Alles moest gisteren klaar, terwijl het om de toekomst van een gebouw gaat en om het woongenot van meerdere generaties. En dan te bedenken dat tussen het eerste idee en de realisatie bijna tien jaar schuil gaat. Enige reflectie is, gezien de tijdspanne, wel op zijn plaats. Deze beschouwing richt zich zowel op het ontwerp als de realisatie van de gebouwen.

Het boek opent met de ideeën achter het gebouw, om vervolgens de mensen in beeld te brengen, die achter en voor de schermen ervoor hebben gezorgd dat de gebouwen er nu staan. Dit boek ‘Het gebouw en zijn duizend vaders’ poogt juist de mensen en hun bijdrage aan de vergetelheid te onttrekken. Dit heeft niets met romantiek of nostalgie te maken. Het is het verhaal over de identiteit van de gebouwen en de mensen.

 

Eén gebied bestaat niet

Door Martin Liebregts

Stedelijke ontwikkeling
De afgelopen tien jaar heeft iedereen het ineens over gebiedsontwikkeling. Het zoveelste woord aan de hemel van de bestaande stad. In het verleden was er sprake van rehabilitatie, stadsvernieuwing, herstructurering, wijkontwikkeling en nu gebiedsontwikkeling. In dit overzicht zijn zeker een paar begrippen of woorden vergeten. Bij de nadere beschouwing wordt de complexiteit veroorzaakt door de grenzen van het publieke domein en de erbij betrokken partijen, de schaal waarop het zich afspeelt, variërend van bouwblok tot stadsdeel en de opgave waarop de ontwikkeling zich richt (1).
De huidige gebiedsontwikkeling beperkt zich niet tot een driedimensionale vorm. Er komen andere dimensies bij, die richting geven aan de ontwikkelingen. Zoals netwerken met thema’s, die zich vertalen in nieuwe ruimteverbanden, zoals zones, strips, kwartieren. Of gaat het toch om het bouwblok of de stempel?
In dit artikel wordt teruggeblikt naar de ‘oude’ definities en dilemma’s voor samenhangende gebieden, wordt op zoek gegaan naar de nieuwe verbanden die zich laten zien, en de nieuwe benaderingen die zich voordoen; met een doorkijk naar de toekomst, met de bijbehorende bouwstenen. Het gaat er om hoe een veranderingsproces van de (stedelijke) ruimte zo gefaciliteerd wordt, dat de noodzakelijke kwaliteitsaanpassingen – zoals renovatie – de vereiste ruimte krijgen. Dan is het zoeken naar de juiste ruimtelijke bouwstenen.

Lees verder

Duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit

door: Martin Liebregts en Sandra Arts

Voortdurend zijn we op zoek naar die kwaliteit in de gebouwde omgeving, die de tand des tijds doorstaat. Het is vaak niet het moment van de dag die de kritiek van de tijd doorstaat. Behagen voor vandaag leidt vaak naar vergankelijkheid voor morgen. Tijdens de vakantie bezoeken we vaak oude steden en dorpen om te proeven hoe cultuur, kwaliteit en tijd samen tot een doorleefde belevingswaarde zijn gekomen. We slenteren er rond en voelen ons – als het niet te druk is – prettig.
Als het om de gebouwde omgeving gaat, is het toch ook vaak de eerste impressie. Voel je je er prettig. Als je jaren later met meer ervaring terugkomt, kun je het eindelijk ook verklaren. Daarom vormen drie projecten, die ik al bijna dertig jaar ken, de leidraad om iets te zeggen over duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit. Het zijn drie wijken in Eindhoven: De Bazelbuurt, het Witte Dorp en ’t Ven. Ze vertegenwoordigen drie perioden van het bouwen (1920, 1935 en 1950). En nog steeds beschouw ik deze buurten als van een hoge kwaliteit. De tijd heeft er alleen toe geleid dat ik steeds beter ben gaan begrijpen waarom hier sprake is van een DUURZAME, RUIMTELIJKE KWALITEIT.
Vaak moet je door je oogharen heen zien wat de oorspronkelijke kwaliteit was. De tand des tijds maakt veel slachtoffers.

Lees verder

Een ontwikkeling door de tijd

door: Sandra Arts en Haico van Nunen

De aanpak van het Laurentiusplein onderscheidt zich door verschillende niveaus. Dit sluit aan bij de dagelijkse praktijk van woningcorporaties waarbij niet meer naar één oplossing gestreefd wordt. Er zijn verschillende mensen en het toekomstperspectief van de woningen is ook verschillend. Daarom moeten er ook verschillende oplossingen bedacht worden. De aanpak van de 143 woningen in het Limburgse Voerendaal is dan ook onderverdeeld in groot onderhoud, een deel hoogniveaurenovatie en een deel cascorenovatie. Daarbij wordt er een aantal woningen gesloopt om plaats te maken voor nieuwbouw. Iedere niveau vraagt om zijn eigen aanpak en eigen technieken.

Laurentiusplein en omgeving
De 143 woningen aan het Laurentiusplein zijn in periode 1915 tot 1921 gebouwd als mijnwerkerskolonie, de sociale huisvesting voor de mijnwerkers die in de Limburgse steenkolenmijnen werkzaam waren. De woningen zijn ontworpen door de architect Jan Stuyt. De tuindorpgedachte vormde de basis van het stedenbouwkundig en architectonisch concept. Kenmerkend aan zijn ontwerpen zijn de typisch landelijke architectuur, de duidelijke scheiding tussen openbaar en privé, de ruime opzet (grote kavels) en een verwijzing naar een organische opbouw (romantisch, landelijke opzet).

Oorspronkelijk hadden de verschillende woningtypen van het complex vrijwel dezelfde plattegrond. Op de begane grond bevond zich de woonkeuken en een voorkamer, met in de bijbouw het washok en een kleine bergplaats. Op de verdieping waren de slaapkamers, waar in het algemeen met veel mensen tegelijk werd geslapen. Het klinkt nu allemaal krap bemeten, maar voor die periode waren de woningen ruim te noemen. Lees verder

De ontdekking van het eigene

door: Martin Liebregts en Sandra Arts

Beeldkwaliteit is altijd onderwerp van discussie. De essentie ligt besloten in de uitspraak ‘wanneer mensen dingen als mooi beschouwen, worden andere dingen lelijk (1). In dit geval gaat het persoonlijke oordeel over mooi en lelijk. In de beschouwing van alledag en de communicatie over beeldkwaliteit is het gewenst enige mate van objectiviteit na te streven. Hiervoor zijn begrippen en referentiebeelden nodig om het te duiden en bespreekbaar te maken. Deels is het oordeel sterk tijdgebonden, ofwel afhankelijk van de mode of waan van de dag, en ook nog eendimensionaal. Het zoeken in dit artikel is om ruimte te maken voor meer verhalen over kwaliteit.

Over een stad, een wijk en een straat zijn meerdere verhalen te vertellen. Een aardig vergelijk is het boek van Italo Calvino ‘De onzichtbare steden’, waarin Marco Polo over allerlei wonderlijke steden verhaalt aan Kublai Khan en dat het vermoeden bestaat dat verschillende verhalen over Venetië gaan, vanuit een wisselende positie verteld (2). Het is juist, dat bij de beschouwing over woonomgeving en fysieke kwaliteiten er beelden en vertellingen worden opgeroepen, die uiteenlopende aspecten en lagen belichten en verschillende interpretaties laten zien. Het boven tafel brengen van meerdere invalshoeken maakt duidelijk dat kwaliteit en wonen niet ééndimensionaal zijn.
Bij renovatie is het uitgangspunt het ontwerp van een voorganger. Hij of zij hebben in het verleden vormgegeven aan een wijk, gebouw of woning. Allerlei toevoegingen, resp. veranderingen tijdens het gebruik bepalen mede het huidige beeld. Elke renovatie begint met een plananalyse die zichtbaar moet maken wat de gedachte achter het ontwerp is en wat o.a. de kwaliteit van het beeld is. De beeldkwaliteit moet benoemd, herkend en geduid worden. Dan pas is een interventie gepast. Het beeldkwaliteitsplan moet de drager zijn tussen het verleden, het heden en de toekomst. Het doel is niet zozeer de oorspronkelijke beeldkwaliteit te herstellen, maar een nieuwe beeldkwaliteit te bepalen vanuit het begrip waarvoor het ooit bedacht was en voor wat de toekomst vraagt. In gewone taal betekent het eigenlijk ‘leren kijken’ naar de mogelijkheden.

Lees verder