door: Martin Liebregts en Sandra Arts
Elke bewonerswisseling leidt tot een grondige aanpassing van de woning zowel bij eigenaren als huurders. Er zijn vele redenen waarom bewoners van de ene woning naar de andere gaan. Variërend van gezinssamenstelling, inkomen, werk of leeftijd. Vanuit duurzaamheid is het wenselijk dat mensen langer in hun woning blijven wonen. Dit leidt tot minder vroegtijdige aanpassing en onnodig vroegtijdige vervangingen. Je ziet al een verschil in woonduur tussen de verschillende woningtypen. Bij grondgebonden rijtjeswoningen bedraagt de woonduur ruim 18 jaar en bij gestapelde woningen (portiek) circa 10 jaar (1)
Dit is geen pleidooi of een moreel appel om minder te verhuizen. Wel is het een speurtocht naar die aspecten van de fysieke kwaliteit, die mensen binding geven aan hun woonplek. Natuurlijk is de sociale kwaliteit zeker zo belangrijk. Maar dat is geen onderwerp voor dit artikel, ofschoon het natuurlijk een wezenlijk onderdeel van de identiteit vormt.
Degenen die ooit op zoek zijn gegaan naar een koopwoning, weten uit ervaring wat uiteindelijk de doorslag gaf bij eenzelfde prijs. Op een of andere manier appelleerde de woning en de omgeving aan een droom. Het sprak de verbeelding aan. Tegelijkertijd werden de mogelijkheden van toekomstige aanpassingen onderkend. Uiteindelijk moeten er in de loop der jaren mogelijkheden zijn – ook in financieel opzicht – om de gewenste aanpassingen te realiseren. Op dat moment is het een droomhuis voor de langere termijn.
Natuurlijk zijn dit niet allemaal rationele afwegingen in de dagelijkse praktijk. Dergelijke complexe keuzes worden met een gevoel gedaan, die achteraf te rationaliseren zijn. Dan is het dus niet alleen het tegeltje in de hal dat ogenschijnlijk het doorslaggevend argument was.
In dit artikel ‘De identiteit van duurzaam wonen’ gaan we nader in op:
• Hoe van het rijtjeshuis een droomhuis te maken is.
• De levensduur van woningen en de gewenste aanpassingen in de tijd.
• De vereiste bouwstenen voor aanpassingen.
Van rijtjeswoning naar eigen huis
Bij identiteit gaat het om het toe-eigenen ofwel de eigenheid voor de bewoner. Het moet ergens of bij iemand horen. Dit geldt ook voor de woning en de woonomgeving. De naoorlogse rijtjeswoning heeft met dit aspect van het wonen in het verleden te weinig rekening gehouden. De herhaling en het erbij behorende ritme voeren de boventoon. Het is bijna tot een vormfilosofie verheven. Verbijzondering, uitnutten van situering of ornament werden en worden niet of nauwelijks benut. Op het moment dat de rijtjeswoning van huur naar koop wijzigt, ontstaan er geleidelijk uiteenlopende individuele accenten. Vooral de laatste tien jaar, toen de financiële ruimte van de huishoudens structureel toenam, ontstonden er allerlei zichtbare toevoegingen. Het blijft dan niet meer beperkt tot de dakkapel of een serre. Er worden nu ingrijpende wijzigingen aangebracht, variërend van erker, uitbouw tot volledig nieuwe gevels. De gerealiseerde oplossingen zijn niet altijd even fraai. Natuurlijk is dit een paternalistische opmerking. Want over smaak valt te twisten. De betreffende bewoner is er trots op en het draagt bij tot het toe-eigenen van de woning. Maar toch blijven het oplossingen van goedwillende amateurs zonder opleiding.
De huidige gebrekkige aanpassing wordt veroorzaakt door het ontbreken van een goed aanbod. Als heel Nederland morgen zijn eigen meubels zou moeten maken, wordt dat ook geen product met een hoog schoonheidsgehalte. De aanpassing van de woning beweegt tussen de doe-het-zelfmarkt en de klusjesman. Op geen enkel terrein van de maatschappelijke consumptie – zoals bij auto- en meubelindustrie – wordt genoegen genomen met vaak zo’n ‘laag’ kwaliteitsniveau.
Tot nu toe ging het om de individuele woning. Maar het toe-eigenen van een woonplek gaat verder. De woonomgeving – straat of buurt – vormt daar een essentieel onderdeel van. Als iemand moet uitleggen waar hij of zij woont, wordt er in eerste instantie verwezen naar de buurt. De uitstraling ervan bepaalt ook de betekenis van het wonen (2). Juist bewust vormgeven hieraan kan de eigenheid van het wonen versterken.
Vaak gaat het om ogenschijnlijk eenvoudige zaken als:
• Van een straat een laan maken door het plaatsen van bomen.
• De erfafscheidingen gezamenlijk vormgeven, zodat de individualiteit erachter een kader krijgt of geordend wordt;
• Het straatprofiel weer maat geven en de auto een afgebakende plek geven.
Het zijn slechts illustraties, die aangeven dat er ook op straat- of buurtniveau een eigenheid moet ontstaan, waar de bewoner graag naar toekomt. Uiteindelijk vormen ze voor de meeste mensen het eerste visitekaartje.
Levensduur van honderdtwintig jaar
De eerste nieuwe uitbreidingsgebieden van rond 1900 naderen nu de levensduur van honderdtwintig jaar. Of het nu om de revolutiebouw van het einde van de negentiende eeuw gaat, bijvoorbeeld de Kinkerbuurt te Amsterdam, of de eerste grootschalige woningbouwprojecten, zoals Philipsdorp te Eindhoven, de buurten en de woningen zijn ondanks hun ‘hoge’ leeftijd nog springlevend. De komende vijftig jaar zullen deze buurten nog volop bewoond worden. Het zijn juist deze buurten, die vanwege hun eigen karakter zeer gewaardeerd worden of gewild zijn. Vooral de kwaliteit van het geheel domineert in plaats van de afzonderlijke woning. Dit pleit alleen maar extra om aan het karakter van het geheel ook veel aandacht te besteden. Het karakter van de wijk als de Pijp wordt zeker beïnvloed door de multifunctionaliteit. Een wijk als Philipsdorp dankt zijn extra kwaliteit mede aan de ligging ten opzichte van het centrum van de stad.
Juist in de naoorlogse wijken, die zowel qua beeld als functie uniform zijn, zal de behoefte om hier een eigen vorm aan te geven groter worden. Geleidelijk aan vindt er de komende jaren een beeldtransformatie plaats, waar alleen nog het ritme van de percelen verwijst naar de rijtjes uit het verleden. Nu zijn de woningen en buurten circa vijftig tot zestig jaar en over nog eens zo’n periode zullen ze nog steeds bestaan, maar anders ogen.
Bouwstenen voor aanpassing
De afgelopen honderd jaar zijn er ruim 6 miljoen woningen gebouwd. Dus hoe we een nieuwe woning moeten maken, dat kunstje kennen we nu eindelijk wel. Maar het probleem ontstaat nu hoe we de circa 7,2 miljoen woningen kunnen aanpassen aan de eisen van de bewoners in de tijd. En bij de beantwoording van deze vraag moeten we het trucje van de nieuwbouw vergeten. Het gaat niet meer om grootschalige aanpassingen, waarbij hele buurten en totale woningen in één keer aangepast gaan worden. De aanpassing vindt op kleine schaal plaats. De bouwstenen ervan kunnen variëren van een erker tot een dakopbouw en van douche tot uitbouw. In de loop der jaren zullen er aanpassingen plaatsvinden. Van belang is dat de bouwstenen hiervoor ook vertaald worden naar een passend aanbod (3). Hiermee is wel de vraag beantwoord naar meer ruimte voor individueel wonen. Maar daarmee is de gewenste identiteit nog niet vormgegeven. Ook de straat en de buurt zullen een gezicht moeten krijgen. Dit moet beginnen met een beeldkwaliteit(splan). In onderling overleg zal er gezocht moeten worden naar de gezamenlijke identiteit. En natuurlijk heeft identiteit ook een sterke sociale dimensie. Dat begint vaak met het zoeken naar de reeds bestaande – al of niet verborgen – eigenheid of het karakter van de buurt.
Wonen met eigenheid
De titel van het artikel luidt: ‘Identiteit en duurzaam wonen’. Om dit een kader te geven, is in eerste instantie aandacht besteed aan de identiteit van het wonen. Vervolgens zijn de levensduur van de woning en de buurt belicht en de aanpassingmogelijkheden. Het gaat er dus om binnen het wonen ruimte aan de eigenheid te geven. Nu we dit gedaan hebben, zijn we beland bij de beantwoording van de vraag: Wat is de identiteit van duurzaam wonen? Het zal duidelijk zijn dat het antwoord per situatie verschillend kan zijn. Wel is het mogelijk algemene uitgangspunten te formuleren, zodat identiteit én duurzaam wonen tot ontwikkeling kunnen komen:
• Op woonniveau moet er ruimte ontstaan om de woning een meer eigen karakter te geven, zowel qua beeld als comfort.
• Er moet aanbod komen dat ook de invulling van een eigen karakter mogelijk maakt: bouwstenen op woningniveau en beeldkwaliteitsplannen op buurtniveau.
• Versterking van het karakter van de woonomgeving en de buurt moet een eigen identiteit kunnen krijgen.