Rendakaffee is bedoeld voor de (jonge) professionals. Hier worden verschillende onderwerpen besproken en komen discussies op gang tussen opdrachtgevers, aannemers, toeleverende industrie en adviseurs. De tweede editie van Rendakaffee werd mede georganiseerd door WonenBreburg. Het thema was ‘de veranderende rol van de opdrachtgever’. Aan de hand van een viertal stellingen werd dit onderwerp besproken.
Joost Saris van WonenBreburg Breda organiseerde de middag en zijn bevindingen zijn de volgende:
Rendakaffee is een succes! Dat kon ik al na 10 minuten concluderen: goede opkomst, scherpe discussies, leuke band en goede mix tussen jonge en oudere professionals.
Het doel is weer bereikt, een leerzame gezellige middag om kennis en ervaring te delen. En elkaar wijzen op de voor- en nadelen, die de ander wellicht uit het oog heeft verloren of als minder erg aanneemt dan de werkelijkheid kan zijn.
Tijdens deze middag was mijn conclusie dat wij het redelijk eens zijn met elkaar. Het kan en moet namelijk anders en daar worden we allemaal beter van. Maar waarom we het nog niet (altijd) doen, weten we niet. We zijn te afwachtend en kunnen geen onderscheid maken tussen de beweging en schijnbeweging van de tegenpartij. Het ontbreekt nog aan lef en vertrouwen, en deze drempel verdwijnt niet in één middag. Daar zijn nog meerdere Rendakaffee’s en pilotprojecten voor nodig.
Voorbeelden waren er genoeg van succesvolle samenwerkingen. Degene die al eens ‘anders’ hebben gewerkt in een pilot waren hier lovend over. Helaas was in de meeste gevallen slecht één partij van deze samenwerking aanwezig. Misschien is het goed om beide partijen van die pilot de volgende keer te bevragen om bevestigd te krijgen dat zij ook echt blij zijn met het proces, de kwaliteit en de prijs van het anders werken.
Meest opvallende vond ik de mening van sommige aannemers. Zij waren van mening dat de corporatie meer moest los laten, maar tegelijkertijd moet de corporatie wel iets op papier zetten, zodat de aannemer weet wat hij moet maken. “Zeg maar hoe je het wilt hebben, dan maken wij het”. Dat is nog niet de richting waarvan ik gehoopt had dat we die in zouden slaan.
Daar staat tegenover dat de corporatie bang is om de ‘hoe’ vraag door de aannemer te laten bepalen. ‘Wat’ we willen, durven we als corporatie best wel vrij te geven. Maar om vervolgens geen invloed meer te hebben op de invulling van het ‘hoe en waarmee’, gaat sommige te ver.
Als ik het over samenwerken heb, dan denk ik aan écht samenwerken, namelijk samen om de tafel de wens van de corporatie formuleren. De wens en problematiek van de corporatie is enkel nog bekend op hoofdlijnen. De corporatie heeft de aannemer nodig om ‘wat willen we’ te vertalen naar ‘hoe en waarmee willen we het’. Dus eerst samen het probleem vaststellen en het einddoel. Daarna samen kiezen voor een oplossing in vorm, materialen, installatie, proces en kosten. En vervolgens checken of dit plan een antwoord is op het eerdergestelde einddoel en de problematiek. En wanneer tijdens het proces of de uitvoering iets niet geheel naar tevredenheid blijkt te werken, ook samen voor een oplossing zorgen en de kosten delen. Dus niet de ander aankijken van ‘zeg maar wat je wilt hebben’. De leveranciers moeten in dit proces een meer proactieve rol spelen en hun verantwoordelijkheid nemen voor de totale oplossing.
Het lijkt erop dat corporatie én aannemer hier nog niet klaar voor zijn. Misschien wel op een aantal onderdelen maar de ander nog niet volledig kunnen overtuigen van het totaalplaatje. Misschien kan de leverancier van bouwproducten hier een helpende hand bij bieden.