De stad van de toekomst

Door Mariska Hobo

Het X-festival in Hasselt stond in het teken van ‘de stad van de toekomst’. Hoe ziet de stad er over een ‘X’-aantal jaren uit? Een opvallend onderwerp tijdens de lezingen is hoe we als architect bij renovatie en/of nieuwbouw meerwaarde kunnen creëren voor zowel een gebouw, de omgeving als het milieu door op een andere manier met materialen om te gaan dan we momenteel doen. Traditioneel wordt de bekleding van een gebouw functioneel gebruikt om het gebouw wind- en waterdicht te maken en daarnaast om het gebouw een bepaalde uitstraling te geven.

mltifunctionele gevelbekleding

Lees verder

Holle Bolle Gijs

Door Irene Edzes

De manier waarop we met ons afval omgaan lijkt fundamenteel te veranderen. Hergebruik is voor ontwerpers een niet meer weg te denken onderdeel van het productieproces. Architecten leggen zich toe op hergebruik van gebouwen en materialen, industriële vormgevers vormen bestaande producten om tot inspirerende nieuwe. En zelfs wetenschappers van NASA doen onderzoek naar hergebruik van ruimteafval. Maar waar blijft het elan als het om de manier gaat waarop wij als ‘gewone’ mensen ons afval wekelijks moeten sorteren?

Nu het gemeengoed is geworden plastic, papier en glas gescheiden in te leveren bepalen nog altijd onwelriekende containers, felgekleurde kliko’s en ontsierende verzamelingen van lege flessen het straatbeeld. Al heeft op veel plekken de ondergrondse afvalbak voor verbetering gezorgd, bezien vanuit de publieke ruimte is afvalscheiding nog steeds een noodzakelijk kwaad. Voor het grovere afvalwerk staan we op zaterdagen in lange rijen te wachten om op industriële terreinen van onze kapotte goederen te worden ontdaan.Ecopark-Alphen-aan-den-Rijn

Lees verder

De toekomst van de doorzonwoning: bewezen kwaliteit

Door: Sandra Arts

Het meest voorkomende woningtype bij eengezinswoningen is de doorzonwoning. Al vanaf het begin van de vorige eeuw is dit type toegepast. Nu kun je denken, na 100 jaar woningplattegronden bedenken, kunnen we toch wel iets anders verzinnen dan een doorzonplattegrond. We zijn met z’n allen expert op dit gebied, want we wonen allemaal. De ontwikkelingen op andere gebieden gaan zo snel, maar qua woningindelingen lijkt het alsof de tijd heeft stilgestaan. Kunnen we dan niets beters bedenken?

Lees verder

De A2-stad

Door Martin Liebregts

Het economisch hart van Nederland beweegt van noord naar zuid en wordt gedragen door de Rijksweg A2 vanaf Amsterdam tot het zuidoosten van Brabant. Op dit moment vormt het de belangrijkste as in Nederland waarlangs de activiteiten zich in een rap tempo uitbreiden. Het is ook deze as waar de waardeontwikkeling van de woningen zich het snelst doet of heeft doen gelden. Aan de randen van Nederland, ver afgelegen van deze as, doet zich krimp voor, evenals in delen van Zuid-Holland. Het zijn gebieden waar de economische veranderingen en de eraan gekoppelde demografische ontwikkelingen grote invloed hebben op de woningmarkt en dus ook op de aanpak van de bestaande woningvoorraad. Grofweg bestaan er drie soorten regiomarkten:
De groeigebieden, met de A2-stad als as van Nederland, met een sterke economische groei en kansen voor extra waardeontwikkeling;
De stationaire gebieden, waar zich meer een stabiele situatie voordoet, waaronder een deel van de Randstad valt. Juist in deze gebieden liggen kansen voor het realiseren van meer differentiatie;
De krimpgebieden, waar herbezinning nodig is op de benutting van de eigenheid.

De A2-stad als hart van Nederland, met zijn 2,5 à 3 miljoen inwoners en 1,2 à 1,3 miljoen woningen, heeft een sterk naoorlogs karakter. Het is een relatief jong gebied, dat de sporen van de moderniteit met zich meedraagt en ermee gepaard gaande uniformiteit. Het is juist deze zone die extra kwaliteitsaanpassingen van de bestaande woningvoorraad vraagt. Een kwaliteitssprong is hier vereist om het hoogwaardig potentieel aan arbeidskrachten een passende huisvesting te bieden.

Als je zo naar Nederland kijkt, dan zijn niet de problemen de leidraad voor de aanpassing van de bestaande woningvoorraad, maar de kansen. En die kansen en mogelijkheden verschillen sterk per gebied en dus ook de oplossingen.
Tot nu toe domineerde in Nederland nog te veel de discussie die zich in de Randstad afspeelde en zich het laatste decennium manifesteerde als een sociaaleconomisch vraagstuk, met extra belangstelling voor culturele integratie. In deze benadering bestaat de Randstad niet meer en valt uiteen in drie typen ontwikkelingsgebieden, die allemaal sterk van elkaar verschillen.

De stempel als maat der dingen

Door Martin Liebregts en Sandra Arts

Een beetje als een scheldwoord voor het zich herhalende stedenbouwkundige element is het woord stempel ooit in het vakjargon terecht gekomen. De moderne stedenbouw tussen 1945 en 1970 wordt er sterk door gekenmerkt. In principe is een (gesloten) bouwblok, als het zich herhaalt (in maat), ook een stempel. Allerlei combinaties tussen gebouwtypen en buitenruimten (hofjes e.d.) werden ermee gerealiseerd. Nu deze wijken op de agenda staan om op woning-, stempel- of buurtniveau aangepakt te worden, doet zich de vraag voor wat de gebruikswaarde van de verschillende voorkomende stempels is. Uiteindelijk is dat de maatstaf voor alle dingen. Zeker als het om gebruikswaarde op langere termijn gaat. Aan dit criterium onderwerpt zich ook de cultuurhistorische waarde als het om grotere eenheden gaat. Uiteindelijk zal iets door gebruikers gewaardeerd moeten worden.
Bij de beoordeling van de naoorlogse woningbouw domineren nog vaak de vooroordelen. Het kent voor- en tegenstanders ofwel bewonderaars en mensen die er gewoon niet van houden, zoals dat ook ten aanzien van de architectuur geldt. In veel gevallen ontbreekt het aan systematisch onderzoek naar de eigenwaarde van de ‘vroegere’ concepten, in het licht van nu en de toekomst. Tenslotte moeten de feiten spreken als je de toekomstwaarde wilt bepalen.
Maar hoe onderzoeken we dit nu systematisch? In dit artikel wordt door het beschouwen van enkele exemplaren een poging gedaan iets over de praktijk te vertellen. Het is in dit stadium vooral verhalen over observaties.

Lees verder

Van tijdsgebonden naar tijdloos

Op zoek naar de waarde van portiekwoningen

 

door Sandra Arts

Aanleiding voor dit artikel is de nieuwbouw van 66 seniorenwoningen in Vlaardingen. Het oude gebouw heeft plaats gemaakt voor nieuwbouw omdat de portiekwoningen niet geschikt te maken waren voor de wensen van de toekomst. De belangrijkste reden was dat er senioren in gehuisvest moesten worden. Het bestaande gebouw bleek niet flexibel genoeg voor aanpassing. Met de nieuwbouw is gepoogd voldoende flexibiliteit in te brengen zodat het nog vele jaren meekan en de tand des tijds kan doorstaan. Met andere woorden dat het een duurzaam gebouw is.

Naast flexibiliteit in de woningindeling zijn ook uitstraling en type ontsluiting eigenschappen die de tijdloosheid van een gebouw bepalen. Aan de hand van deze nieuwbouw in Vlaardingen en voorbeelden van andere portiekwoningen is verduidelijkt wat de waarde van de portiekwoning is. Dit artikel verschijnt in de context van het boek ‘Het gebouw en zijn duizend vaders’ waarin stil wordt gestaan bij de betrokkenheid van duizenden vaders bij de realisatie van het gebouw.

Van passend naar flexibel
Het kenmerk van de huidige portiekwoning is dat per verdieping twee woningen grenzen aan een portiek. De structuur is vaak zo dat een travee bestaat uit vijf beuken. Per woning zijn dat twee beuken en in een beuk bevinden zich het trappenhuis en de wisselbeuk. Deze heeft een breedte van circa 2,2 meter, zodat er twee trappen naast elkaar geplaatst konden worden. Per woning is er een beuk voor het wonen en slapen. Deze is meestal 3,6 meter breed. De andere beuk is bestemd voor koken en de kleine slaapkamer. Deze beuk heeft dan een breedte van 2,2 meter zodat er een bed in de breedte in paste.

Deze beuken vormen de draagconstructie van het gebouw. De woningen van de portiekflat in Vlaardingen die gebouwd zijn in 1955 voldeden aan deze opbouw.

De levensduur van de woningen werd tien jaar geleden door de eigenaar opnieuw beschouwd. De gewenste doelgroep was senioren. Om hieraan te voldoen  moest onder andere de toegankelijkheid van de woningen aangepast worden. Ook de indeling van de woningen paste niet bij de eisen voor een seniorenwoning. Het had niet de vereiste ruimte om met gebruik van een rolstoel de woning te kunnen bewonen. Een lift zou aan het gebouw toegevoegd moeten worden omdat het niet in het trappenhuis past en de cascostructuur liet interne wijzigingen niet toe. Het gevolg van deze belemmeringen was te kiezen voor sloop en nieuwbouw.

Door de cascostructuur is de flexibiliteit ten aanzien van toekomstige wijzigingen beperkt. Een woning met een flexibele plattegrond is makkelijk aan te passen. Bij de nieuwbouw in Vlaardingen hebben de woningen een beukmaat van 7,8 meter vrije overspanning. Tussen deze afmeting bevinden zich alle woonfuncties. Hierdoor is de indeling van de woning in de toekomst eenvoudig te wijzigen.

Lees verder

Het gebouw en zijn duizend vaders

Het verhaal van het nieuwbouwproject ‘De Heren van Ambacht’ in Vlaardingen

 

door Martin Liebregts en Sandra Arts

Plannen maken en bouwen is vaak hollen of stilstaan. Alles moest gisteren klaar, terwijl het om de toekomst van een gebouw gaat en om het woongenot van meerdere generaties. En dan te bedenken dat tussen het eerste idee en de realisatie bijna tien jaar schuil gaat. Enige reflectie is, gezien de tijdspanne, wel op zijn plaats. Deze beschouwing richt zich zowel op het ontwerp als de realisatie van de gebouwen.

Het boek opent met de ideeën achter het gebouw, om vervolgens de mensen in beeld te brengen, die achter en voor de schermen ervoor hebben gezorgd dat de gebouwen er nu staan. Dit boek ‘Het gebouw en zijn duizend vaders’ poogt juist de mensen en hun bijdrage aan de vergetelheid te onttrekken. Dit heeft niets met romantiek of nostalgie te maken. Het is het verhaal over de identiteit van de gebouwen en de mensen.

 

Voetafdrukken van de samenleving

Door: Sandra Arts

In dit artikel staan we stil bij de consequenties van de maatschappelijke ontwikkelingen en de maatschappelijke ideeën voor de stedenbouw en de aandachtpunten bij het corrigeren van de ontstane problemen.
Wat we uit dit betoog kunnen concluderen, is dat de stedenbouw deels iets is uit het verleden, maar dat het aanpassing verdient op verschillende onderdelen. Bij die aanpassing moet de eigenheid ontdekt worden en is voorzichtigheid geboden.

De stedenbouwkundige kaart van een dorp of stad is een beetje vergelijkbaar met een voetafdruk. Elke stad of dorp heeft zijn eigen herkenbare structuur die zich in de loop der jaren gevormd heeft. Het begon vanuit een centrum en breidde zich naar buiten toe uit. Elke tijdsperiode is daarom te herkennen door een specifieke vorm, beïnvloed door de maatschappelijke ideeën of idealen die we in die tijd hadden. Zoals bijvoorbeeld de bekende bloemkoolwijken en de stempelverkaveling een weerspiegeling zijn van de ideeën van dat moment.

In de loop der jaren hebben we de grenzen van de uitbreiding bereikt. Dat betekent dat de afdrukken van de steden en dorpen vrijwel niet meer zullen veranderen. De aanpassingen zullen zich beperken tot ingrepen op specifieke locaties.

Lees verder

Identiteit en duurzaam wonen

door: Martin Liebregts en Sandra Arts

Elke bewonerswisseling leidt tot een grondige aanpassing van de woning zowel bij eigenaren als huurders. Er zijn vele redenen waarom bewoners van de ene woning naar de andere gaan. Variërend van gezinssamenstelling, inkomen, werk of leeftijd. Vanuit duurzaamheid is het wenselijk dat mensen langer in hun woning blijven wonen. Dit leidt tot minder vroegtijdige aanpassing en onnodig vroegtijdige vervangingen. Je ziet al een verschil in woonduur tussen de verschillende woningtypen. Bij grondgebonden rijtjeswoningen bedraagt de woonduur ruim 18 jaar en bij gestapelde woningen (portiek) circa 10 jaar (1)
Dit is geen pleidooi of een moreel appel om minder te verhuizen. Wel is het een speurtocht naar die aspecten van de fysieke kwaliteit, die mensen binding geven aan hun woonplek.  Natuurlijk is de sociale kwaliteit zeker zo belangrijk. Maar dat is geen onderwerp voor dit artikel, ofschoon het natuurlijk een wezenlijk onderdeel van de identiteit vormt.
Degenen die ooit op zoek zijn gegaan naar een koopwoning, weten uit ervaring wat uiteindelijk de doorslag gaf bij eenzelfde prijs. Op een of andere manier appelleerde de woning en de omgeving aan een droom. Het sprak de verbeelding aan. Tegelijkertijd werden de mogelijkheden van toekomstige aanpassingen onderkend. Uiteindelijk moeten er in de loop der jaren mogelijkheden zijn – ook in financieel opzicht – om de gewenste aanpassingen te realiseren. Op dat moment is het een droomhuis voor de langere termijn.

Natuurlijk zijn dit niet allemaal rationele afwegingen in de dagelijkse praktijk. Dergelijke complexe keuzes worden met een gevoel gedaan, die achteraf te rationaliseren zijn. Dan is het dus niet alleen het tegeltje in de hal dat ogenschijnlijk het doorslaggevend argument was.
In dit artikel ‘De identiteit van duurzaam wonen’ gaan we nader in op:
•    Hoe van het rijtjeshuis een droomhuis te maken is.
•    De levensduur van woningen en de gewenste aanpassingen in de tijd.
•    De vereiste bouwstenen voor aanpassingen. Lees verder

Duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit

door: Martin Liebregts en Sandra Arts

Voortdurend zijn we op zoek naar die kwaliteit in de gebouwde omgeving, die de tand des tijds doorstaat. Het is vaak niet het moment van de dag die de kritiek van de tijd doorstaat. Behagen voor vandaag leidt vaak naar vergankelijkheid voor morgen. Tijdens de vakantie bezoeken we vaak oude steden en dorpen om te proeven hoe cultuur, kwaliteit en tijd samen tot een doorleefde belevingswaarde zijn gekomen. We slenteren er rond en voelen ons – als het niet te druk is – prettig.
Als het om de gebouwde omgeving gaat, is het toch ook vaak de eerste impressie. Voel je je er prettig. Als je jaren later met meer ervaring terugkomt, kun je het eindelijk ook verklaren. Daarom vormen drie projecten, die ik al bijna dertig jaar ken, de leidraad om iets te zeggen over duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit. Het zijn drie wijken in Eindhoven: De Bazelbuurt, het Witte Dorp en ’t Ven. Ze vertegenwoordigen drie perioden van het bouwen (1920, 1935 en 1950). En nog steeds beschouw ik deze buurten als van een hoge kwaliteit. De tijd heeft er alleen toe geleid dat ik steeds beter ben gaan begrijpen waarom hier sprake is van een DUURZAME, RUIMTELIJKE KWALITEIT.
Vaak moet je door je oogharen heen zien wat de oorspronkelijke kwaliteit was. De tand des tijds maakt veel slachtoffers.

Lees verder