Er was eens…..

Het dilemma van verschillende perspectieven bij grootschalige renovatie 

Door Sandra Arts

Het blijft telkens weer een lastige situatie, het renoveren van woningen voor de zittende bewoners terwijl de woningen een monumentale status hebben. De overheid heeft dus ook iets te zeggen over het uiteindelijke resultaat, terwijl de eigenaar (de corporatie) het laatste woord wil hebben over wat er daadwerkelijk wel of niet gebeurt en de bewoner moet er prettig in blijven wonen.

Monumentale woningen staan er vaak al bijna honderd jaar. Destijds gebouwd volgens de toen geldende eisen en normen. In de jaren zeventig hebben deze woningen de renovatiegolf meegemaakt, waarbij het vooral ging om praktisch en functioneel, verruimen en meer daglicht. Met deze ingrepen had het beeld een minder hoge prioriteit dan nu. De uitstraling van de woningen is er na deze renovatieperiode dan ook meestal niet op vooruit gegaan.
Met de renovatieperiode die nu voor de deur staat, is er wel aandacht voor het beeld, vaak met het gevaar dat de bewoners voor hen belangrijke kwaliteiten moeten inleveren. Denk bijvoorbeeld aan de enorme, sober vormgegeven dakkapellen, die in de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw op de daken van de kleine arbeiderswoningen zijn verrezen; veel ruimtelijke kwaliteit tegen vermindering van de beeldkwaliteit.

Lees verder

De laan als verbindend element (1) Plataanbuurt, Philipsdorp

Auteurs: Martin Liebregts en Roel Simons

De hiërarchie en de samenhang

De Plataanbuurt vormt een van de vier buurten van Philipsdorp, is gebouwd in 1920 en omvat 249 woningen. Een winkelwoning is in het verleden afgebroken. De as van de buurt wordt gevormd door de Plataanlaan met in het midden een plein. Deze brede straat (12 à 18 m1) met deels groene voortuinen geeft de hele buurt een ruim en groen karakter. Het verspringen van de laan ter plaatse van het plein zorgt ervoor dat de geborgenheid van de buurt behouden blijft. Alle binnenstraten worden ter ondersteuning door een knik of beëindiging gevangen.
De buurt vertoont alle eigenschappen van een tuindorp: veel zicht op groen, wisselend gevelbeeld, straten die ruimtelijk beëindigd worden en hiërarchie in de totale opbouw. De geleding van de gevels, in het bijzonder die van de gevelopeningen, ondersteunt de schaal van het wonen (2).

 

BouwhulpGroep Situatiek Plataanbuurt_1000px

 

Lees verder

De eigenheid van een vooroorlogs buurtje

Auteurs: Martin Liebregts en Roel Simons

De Lijsterbesbuurt: een onderdeel van Philipsdorp

De Wittejassenbuurt (1)

De Lijsterbesbuurt is rond 1920 gebouwd. De stedenbouwkundige opzet is van De Bazel en de architectonische invulling (woningontwerp) is van Smits, de architect van Philips. Het gaat om 69 woningen waarvan de oppervlakten relatief groot zijn. De gemiddelde oppervlakte van de woonkamer en keuken bedraagt circa 43 m2 (variabel van ruim 33 m2 tot circa 70 m2).
De luxe van de woningen wordt ook nu nog onderstreept door de aanwezigheid van een grote badkamer in de meeste woningen (gemiddeld 7,6 m2). De woningen waren bestemd voor de leidinggevenden in de Philipsfabrieken, vandaar de bijnaam ‘Wittejassenbuurt’. Van de 69 woningen zijn 63 woningen gelijksoortig en zes woningen, verdeeld over twee woningtypen, nemen een bijzondere positie in.

  • De twee-onder-een-kapwoningen, gelegen op de hoek van De Jonghlaan en Olmenlaan.
  • De vier naoorlogse woningen, die gebouwd zijn ter vervanging van het in de oorlog gebombardeerd blokje aan De Jonghlaan.

Bouwhulpgroep_Philipsdorp_maatvoering_kozijnen_Lijsterbesbuurt

Lees verder

Een beeld om in te wonen

Woningtype als ordeningsprincipe (12)

De natuurlijke kwaliteit

In de jaren twintig en dertig van de vorige eeuw is een begin gemaakt met de grootschalige woningbouw, met in de steden grote woongebouwen. De sociale woningbouw heeft van begin af aan een essentiële bijdrage geleverd aan de totstandkoming ervan. Hierbij heeft de architectuur, ter ondersteuning van deze nieuwe emancipatiebeweging, een belangrijke rol gespeeld om dit te bevorderen. Zo kregen wooncomplexen als totaal bijna het karakter van paleizen. In de Indische Buurt in Amsterdam komen dergelijke complexen in overvloed voor en bepalen zij het karakter van de wijk. Dit geldt ook voor de portiekflats, gelegen aan de Gorontalostraat (1).

Lees verder

EENVOUD IN HET GROEN

Door Martin Liebregts

De herhaling

In de wederopbouwperiode na de oorlog verschijnen de eerste systeemwoningen op het toneel, om mede een antwoord te geven op het groeiend woningtekort. Een van deze systemen wordt aangeduid met het systeem Welschen. Toevallig kwam ik in een boekwinkel in Coevorden een boekje over het tuindorp aldaar tegen, dat circa tien jaar geleden gesloopt was (1). Een kort citaat uit het boekje geeft een beeld van het verleden:

‘Het werden witte huizen en daarom wordt het ook wel het ‘Witte Tuindorp’ genoemd. Anderen noemden het Jeruzalem. Het nieuwe Tuindorp werd een nieuw lustoord. Het was heel mooi aangelegd. De huizen stonden in een groene ruimte van gazons, tuinen en bomen. …In het nieuwe Tuindorp daarentegen kwamen veel leraren en ambtenaren te wonen in een voor die tijd heel gerieflijke woning.’

De woningen beschikten over gemeenschappelijke voortuinen. Deze wijk vertoonde grote overeenkomst met twee complexen waarvoor wij als bureau de afgelopen jaren renovatieplannen hebben ontwikkeld en die uitgevoerd zijn of worden: De Witte Wijk in Heerlen (2) en Prinses Margrietstraat e.o. in Middelburg (3). Ook deze wijken, rond 1950 gebouwd met Welschen-woningen, beschikten (oorspronkelijk) over gemeenschappelijke voortuinen en zijn stedenbouwkundig zeer ruim opgezet. In alle drie projecten was de kracht gelegen in de stedenbouwkundige opzet, waarbij de eenvoud van de woning juist die kwaliteit ondersteunde.

Eenvoud in het groen

De oorspronkelijke architectuur is sober. De bouwstenen, die het accent geven, zijn bescheiden en bestaan uit betonnen sierkaders ter plaatse van de voordeur, al of niet in combinatie met een luifeltje, betonnen sierelement als puivulling, gemetselde schoorsteen of siermetselwerk ter plaatse van de kopgevel. In de loop der jaren is de kozijnindeling gewijzigd en is deze beperkte verfijning verdwenen. Ondanks deze architectonische versobering blijft het geheel door de stedenbouwkundige setting toch nog ‘aardig’ en aantrekkelijk ogen.

Behoud van eigenheid

In de twee projecten – Heerlen en Middelburg – is bewust gekozen om de eigenheid van de buurt, dat bestaat uit een samenspel van stedenbouw en architectuur, te behouden en de woningen weer voor vijfentwintig à dertig jaar geschikt te maken voor bewoning. In beide gevallen ligt de aanpak bij de schil (gevel en kozijnen). Door kleine accenten aan te brengen, is gepoogd om de oorspronkelijke eenvoud een beetje te laten schitteren. En dat is toch vaak de opgave bij de aanpak van de bestaande woningvoorraad.
Pas nu wordt duidelijk wat de kracht van een stedenbouwkundig concept is en wat ervoor pleit de kwaliteit van dit concept met elkaar te koesteren. Eenvoudige architectonische woningen kunnen pronken in een samenhangende setting van groen en ruimte.

Bronnen
(1)  ‘Tuindorp, door de jaren heen’, Leidy van Nuil-Brunink en Hennie Bos-Lennips, Dalen 2003
Dit boek gaat over de speeltuinvereniging BSV Tuindorp en zijdelings worden ook het Rode Tuindorp (1921) en het Witte Tuindorp (1950-1952) behandeld. Beide complexen zijn in de loop der tijd vervangen. Het Witte Tuindorp is een stedenbouwkundig plan van J.A.M. de Boer (154 woningen)
(2)  De Witte Wijk te Heerlen omvat 260 eengezinswoningen, die in 2005/2006 zijn gerenoveerd. De stedenbouwkundige was Jos Klijnen en architect Stoks, die aan de basis van het plan uit 1951 gestaan hebben
(3)  Het complex van 42 eengezinswoningen en 88 duplexwoningen in de Prinses Margrietstraat e.o. in Middelburg zijn een ontwerp van Groosman. De uitvoering van de renovatieplannen vindt plaats in 2012

VERHALEN VAN HET NIEUWE BEELD, de beeldaanpassing van een rijtjeswoning

Auteurs: Martin Liebregts en Sandra Arts

Een serie over de beeldkwaliteit (4)

Het aansprekend beeld
Het beeld neemt een steeds dominantere plaats in onze maatschappij in. Wij kiezen de voorwerpen, de goederen en de omgeving, mede op basis van het beeld en de verwijzingen van de beelden naar een (veronderstelde) wereld. Je zou het ook het karakter kunnen noemen dat het beeld respecteert. De grote opkomst van alle retro-stijlen houdt mede verband met onze zoektocht naar zekerheid, al of niet gedreven door nostalgie. Geen enkele architectuurstijl is hier los van te zien. Het verleden is hier een overtuigend bewijs van, waarbij voortdurend teruggegrepen werd op het bouwen uit het verleden, met toevoegingen als klassiek, neo of retro. Bij de aanpak van de rijtjeswoningen uit de periode 1945 tot 1975 zal het te realiseren beeld ook een belangrijke rol spelen. De techniek bepaalt dan niet de (intrinsieke) waarde, maar het beeld in combinatie met gebruik van materialen (textuur).

Om hier een aanpak voor te ontwikkelen, die het unieke, eenmalige project overschrijdt, met behoud van de (lokale) exclusiviteit, zullen de bouwstenen voor de architectuur geformuleerd moeten worden, in combinatie met het te realiseren comfort. De zoektocht zal in eerste instantie toch het karakter krijgen van het duiden van de beeldkwaliteit aan de hand van referenties (zie ook 1).

Lees verder

HET BLOK ALS ONDERSCHEIDENDE EENHEID: het verhaal van Oud-Philipsdorp

Auteurs: Martin Liebregts en Roel Simons

Oud-Philipsdorp vormt met zijn 241 woningen en 4 winkels de eerste bebouwing van Philipsdorp, dat gebouwd is in de periode 1910-1916. De gehele wijk is afgebouwd in 1920 en omvat totaal meer dan 700 woningen. Het stedenbouwkundig concept van Philipsdorp is in eerste aanzet van G.J. De Jongh en vervolgens duidt K.P.C. De Bazel die zijn stempel op de ontwikkeling van de resterende wijk (1). In dit artikel gaat het om de eerste bouwfase van de wijk en de mogelijke kwaliteitsaanpassing qua beeld. De woningen zijn oorspronkelijk van architecten Kooken en/of Smit (2).

Lees verder

Erfafscheidingen het oprukkend beeld

Door Martin Liebregts

Het beeld van een woonwijk wordt steeds meer bepaald door de aanwezige erfafscheidingen. Niemand en niets heeft zich de afgelopen zestig jaar er zorgen over gemaakt. Menig welstandsvergadering boog zich eindeloos over een raamverdeling, maar vergat vaak wat het beeld werkelijk bepaalt. Het beeld van de wijken van na 1960 wordt voor een substantieel deel beïnvloed door de aanwezigheid van erfafscheidingen, carports en uit- en aanbouwen. Alle beschouwingen vooraf over de beeldkwaliteit krijgen zo steeds meer het karakter van luchtspiegelingen. Wie komt er nog in de bestaande wijken om te proeven wat de kwaliteit van de gebouwde omgeving fixeert? Vanuit deze optiek oogt België als een schoonheid, omdat diversiteit het oorspronkelijke patroon was en is. In Nederland verwordt het door de oorspronkelijke strengheid al gauw tot een rommeltje. De rijtjes verdragen nu eenmaal maar beperkte afwijkingen. De ordening van het beeld is vaak niet iets van grote gebaren of stringente voorschriften. Het begint met een gevoel voor samenhang, die de continuïteit van het beeld moet ondersteunen.

Lees verder

de jaren zestig wijk (9): de opkomst van de gamma-cultuur

Door Martin Liebregts
Foto’s: Roel Simons

In de jaren vijftig en zestig domineerde de ligusterhaag de tuinen van de rijtjeswoning, soms afgewisseld met meidoorn, beukenhaag of laurierkers. Het groene karakter van de wijken werd er extra door versterkt. Een goed geknipte ligusterhaag was de toets van bijna elke bewoner.
De bewoners waren een soort pioniers, die de grootschalige stadsuitbreidingen gingen bewonen. Zij combineerden de nieuw verworven luxe met de traditie uit het verleden. De ligusterhaag was hiervoor het symbool. De paaltjes met draad vormden de lijn waarop de plantjes uitgezet werden. Maar nu, zoveel jaren later, is er veel veranderd. De bewoner woont meer op zichzelf en van een gemeenschap is niet zonder meer sprake. In zo’n situatie probeert eenieder zoveel grond goed omheind te krijgen.

  Lees verder

de jaren zestig wijk (8): auto’s en garages in het gelid

Door Martin Liebregts
Foto’s: Roel Simons

De achterliggende gedachten
In het boek ‘Eindhoven, stadsontwikkeling 1900-1960’ geeft Piet Beekman een samenvatting van een artikelenserie van Eindhovense architecten, verschenen in 1947 in het Eindhovens Dagblad (1).
In dit kader haal ik hier enkele quotes uit:

  • De hemel beware de komende generatie van de last van etagewoningen. Geen stapelmensen in stapelwoningen.
  • En zo – gestapelde bouw in de stadskern en rustige lage bebouwing van de woonwijken – wordt de verveling vermeden, die nu zo drukkend op Eindhoven rust.
  • Qua woningtype pleit men voor eengezinswoningen met een slaapverdieping, die volledig is opgeschaald, en een kap. Want dit type huis is immers sterk verankerd in de woonzeden in deze omgeving.
  • Woon-, eet- en kookkeuken typeren de woonzeden, maar men is het niet eens met deze grote keukens: ‘Weg met de woonkeuken!’. De woonkeuken is meer op zijn plaats in landelijke gebieden en men valt in een woonkeuken gauw terug ‘in minder goede maaltijdgewoonten…met de pan op tafel’. Men dient te eten in de woonkamer.

Verder wordt in hetzelfde boek aangegeven dat de stadsuitbreiding in Eindhoven moest aansluiten op de eenheid van een parochie. Of zoals destijds verwoord werd:
De Wijkgedachte zal in Eindhoven – als in elke Brabantse stad – haar uitgangspunten in de parochie vinden. Van kerkelijke zijde streeft men naar kerken voor ca. 5.000 gelovigen. Aangezien wij in Eindhoven kunnen rekenen, dat ± 80% van de bevolking rooms-katholiek is, zal dus de omvang van een parochie op ± 6.000 personen kunnen worden gesteld.
Deze benadering heeft ertoe geleid dat de wijkgedachte in de Eindhovense stedenbouw een totaal andere vorm heeft gekregen dan de stadsuitbreiding van steden in het westen van Nederland. Wijken, resp. buurten hebben en kleinere omvang.

Lees verder